Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [20]Hij bekende zijn weduwen, en hij verwoestte hun steden; zodat het land en [21]zijn volheid [22]ontzet werd [23]van de stem zijner brulling. 20. Dat is, had vleselijke gemeenschap met de weduwen dergenen, die hij ten onrechte vermoord en geweldiglijk verdrukt had; zie van het woord bekennen alzo genomen, Gen.4:1. Anderen nemen het woord almenoth, hetwelk weduwen betekent, onder hfdst.22 vs.25, voor armenoht; dat is paleizen, 2 Kron.36:19; of verlaten paleizen, gelijk Jes.13:22; zie aldaar de aantekening en dat met dezen zin, dat Jojakim ook de goederen der mensen, ja der machtigen, die hij verdrukt had, aangetast en geroofd heeft, tot dien einde die beziende en kennis daarvan nemende. 21. Dat is, dat hetzelve vervult, of dat daarin is; alzo Ps.24:1; Jes.6:3, en onder hfdst.32 vs.15. 22. Of, woest en eenzaam. 23. Dat is, van zijn tirannieke woeding en verwoesting.